Voegwerk
Het metselwerk van de buitengevels is een zeer harde steen van gebakken klei.
De techniek van het fabriceren van gebakken stenen was in de tweede helft van de 19e eeuw vergevorderd en men kon zeer harde stenen bakken in de steenfabrieken.
Een voordeel van een zeer harde steen is dat de steen weinig vocht van regen zal opnemen, maar het nadeel is dat de harde steen zeer langzaam het ingedrongen vocht zal uitdampen. Dat laatste leidt bij snel invallende vorst na een natte periode tot kapot vriezen van de steen.
Bovendien vereist een harde steen een bijhorende kwaliteit voegwerk.
Op de drie foto´s is te zien dat het voegwerk her en der verdwenen is. door het inwateren van de steen kan zelfs de buitenste laag van een steen door vorst afschilferen wat op de derde foto goed te zien. Indien inwateren zich doorzet kan bij vorst zelfs een scheur ontstaan in het metselwerk wat op de 5e foto goed te zien is.
Bij de reeds gerestaureerde straalkapellen, fase I van de totale restauratie van 5 fasen, is van een zogenaamde contrefort een groot deel van het metselwerk gesloopt en opnieuw opgebouwd. Dit is te zien is op de 6e en laatste foto. Bij dit voorbeeld werd de situatie nog verslechterd door het inwateren via de voeg tussen het metselwerk en het erboven geplaatste beeld van natuursteen.
Tijdens de restauratie worden al het aangetaste voeg- en metselwerk vervangen, op zodanige manier dat het gerestaureerde werk voor 50 jaar mee kan.
Toch zal er ieder jaar een inspectie moeten plaatsvinden om de kwaliteit van het niet gerestaureerde voeg- en metselwerk te bewaken. Hiervoor is een contract met het instituut Monumentenwacht afgesloten voor jaarlijkse controle van het gehele bouwwerk.